Op een onbewoond eiland

22 april 2015 - Bovu Island, Zambia

Woensdag begon mijn reis naar Zambia. Ik had een taxi geregeld om me om vijf uur 's ochtends op het busstation af te zetten. Gelukkig liet de taxichauffeur me in de auto zitten tot de busdeuren opengingen, want het buspark zag er nu niet uit als de allerveiligste plek voor een muzungumeisje alleen. Om zes uur had iedereen z'n plekje gevonden en voor ik het wist waren we al bij de grens. De grens oversteken was een piece of cake en duurde voor de verandering niet langer voor mij dan voor de Afrikanen die met mij in de bus zaten. Geld wisselen was andere koek. Ik had de wisselkoers nog helemaal niet zo goed bestudeerd en de mannetjes kwamen met koersen aan die voor mijn gevoel helemaal nergens op sloegen. Na een lange discussie had ik vijftig Zambiaanse Kwacha erbij gepraat en was ik er wel klaar mee. Helaas bleek later die laatste vijftig Kwacha geen vijftig, maar twee Kwacha te zijn. Stelletje oplichters.

De meer dan vijfhonderd kilometer door Zambia was echt prachtig. Het was alsof we de complete dag door een nationaal park aan het rijden waren (zonder dieren helaas). Na de hele dag alleen een paar lemen hutjes met rieten daken te hebben gezien, doemde rond zeven uur eindelijk Lusaka op. Wat een stad! Grote shoppingmalls, billboards, alles ruim opgezet: het leek wel of ik in Amerika beland was. Het buspark was natuurlijk wel weer net zo onguur en Afrikaans als elk ander buspark. Al snel had ik een taxi gevonden die me ook gelijk een mooi Europees prijsje aanbood voor het ritje, maar goed alles beter dan alleen op het buspark staan.

Aangekomen bij Lusaka Backpackers was het gezellig druk. Niet zo gek, want het was compleet volgeboekt... Zelfs in de dure chalets was geen plek meer. Met een beetje doorvragen bleek er wel nog één bed vrij in een van de mannendorms. Nou ja, slapen zou na zo'n lange reisdag toch geen probleem zijn.

In Lusaka is niet heel erg veel te zien, maar de shoppingmalls zijn echt heel gaaf. Voor het eerst in bijna vijf maanden kon ik weer in een normale kledingwinkel rondlopen. Shirtjes in meer dan één maat, skinny jeans (oh wat mis ik m'n normale, strakke spijkerbroek), lingerie, handtassen: gewoon normale winkels! Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel. In de kledingwinkels heb ik me keurig gedragen, en helemaal niks gekocht. In de supermarkt daarentegen... Voor hele redelijke prijzen hadden ze zoveel lekkers, met als gevolg dat ik me letterlijk misselijk heb gesnoept.

Vanaf Lusaka vertrok ik naar Livingstone. M'n laatste keer veel te vroeg en te lang in een bus. Ik moet wel zeggen, naarmate ik verder reis worden de bussen steeds comfortabeler. Met deze laatste als toppunt: de stoelen waren heerlijk én voor het eerst sinds mijn tijd in Afrika voelde ik niet het dijbeen van m'n buurman. Dát is nog eens luxe. Mag nog wel oppassen dat ik straks thuis in een volle trein gewoon blijf staan, in plaats van m'n kontje als derde op een tweepersoonsplek probeer te wurmen.

In Livingstone werd ik opgehaald door Brett, een geëmigreerde Schot die ik ervan verdacht al de nodige alcoholische versnaperingen achter de kiezen te hebben voor hij in de auto stapte om mij op te halen. De veldfles waar hij onderweg regelmatig een slok uit nam bevestigde mijn vermoeden alleen maar. Waar had ik mezelf nu weer ingegooid? We waren nog bijna 1,5 uur onderweg, waarbij we verder echt niemand tegenkwamen. Eenmaal bij de Zambezi rivier aangekomen, wachtte Davey ons op. Al m'n spullen werden in een dugout kano gezet en ik werd naar Bovu Island gevaren. Een klein beetje eng vond ik het wel, want in de Zambezi zitten dus gewoon krokodillen.

Dit is zonder twijfel de meest bijzondere en mooiste plek waar ik tot nu toe geweest ben. M'n hutje heeft een adembenemend uitzicht (met wat goed verstopte nijlpaarden in de rivier), het hele eiland kan je blootvoets lopen over witte zandpaden, douchen doe je in de buitenlucht, en behalve vogeltjes, krekels, de wind en de nijlpaarden in de Zambezi is het compleet stil. Dit komt echt heel dicht bij het paradijs.

Zondagochtend ging ik samen met mama Alice naar de kerk in het dichtbijgelegen dorp. Een kerkdienst in een lemen hut met rieten dak, kerkbankjes die gevormd werden door drie ijzeren kleuterstoeltjes met een plank erop, hoe speciaal is dat? Alle aanwezige kindjes zaten vaker omgekeerd naar mij te staren dan dat ze ook maar iets van de dienst meekregen. Omdat ik er was werd elk stukje van de dienst vertaald naar het Engels waardoor ik alles perfect kon volgen. Geen boze geesten verjagingen hier, maar een mooie dienst waar de locals duidelijk veel hoop uitputten. Aan het eind van de dienst moest ik plaatsnemen in het rijtje van de priesters en volgelingen om iedereen de hand te schudden en een fijne zondag te wensen. Tja, zo'n muzungugast blijft natuurlijk nooit onopgemerkt.

's Avonds nam Davey me mee om de zonsondergang te bekijken op de Zambezi. De zonsondergang was mooi, maar de weerkaatsing van de ondergaande zon op de wolken aan de andere kant was werkelijk zó prachtig. Alles kreeg een gouden gloed en de kleuren waren zo intens. Nadat de zon helemaal onder was kwam dezelfde sterrenhemel tevoorschijn die ik ook op Sesse Islands heb gezien. Zo gigantisch veel sterren dat de hemel gewoon licht geeft blijf ik een van m'n bijzonderste Afrika-ervaringen vinden.

Maandagochtend was het flink mistig en besloot ik Davey een handje te helpen met het planten van drie nieuwe boompjes bij het dorpsschooltje. De geiten hadden de oude stekjes compleet weggevreten, dus er moest een stevig en geitproof hekwerk omheen worden gebouwd. Na een paar uur zwoegen stonden er drie nieuwe stekjes met zorgvuldig in elkaar gezette hekjes, met daaromheen gaas en als finishing touch een flinke lading takken met gemene doornen. Nu maar hopen dat de geitjes lekker aan andere blaadjes gaan knabbelen.

Dinsdag stak ik opnieuw de rivier over. Ik speelde al langer met het idee om de kleding die ik thuis nooit meer zou dragen weg te geven voor m'n vertrek. Het plan was eigenlijk in Livingstone, maar in dit super afgelegen dorp leek het mij beter op z'n plaats. Ik ging met Davey langs bij een paar families waar ik de moeders ieder een kledingstuk liet kiezen. De vrouwen waren erg blij met hun nieuwe kleding en verwelkomden mij in hun wereldje.

Er werd me een plekje aangeboden op de rieten mat op de grond samen met de andere vrouwen, terwijl de mannen op de krukjes plaatsnamen. Ik mocht meedrinken met het meest smerige bier dat ik ooit gedronken had, maar nam uit beleefdheid toch een paar slokken uit de opengeknipte plastic fles. Het bevatte maar twee tot drie procent alcohol waardoor het perfect was voor vrouwen en zelfs kinderen, vertelde één van de mannen. Mannen in deze regio hebben eigenlijk allemaal meerdere vrouwen. Ik was dan ook niet helemaal zeker wat de relatie tussen de vrouwen waarmee ik op de grond zat was en ernaar vragen durfde ik ook niet zo goed.

Woensdagochtend bracht Brett me terug naar Livingstone. Wanneer hij gasten ophaalt of brengt neemt hij iedere dorpsbewoner die ook naar Livingstone moet gratis mee achterin de pick-up, en dus gingen we met de auto volgeladen terug de bewoonde wereld in. Onderweg stonden er nog vier giraffes vlak langs de weg een beetje naar de auto's te turen: ik blijf het zulke prachtige dieren vinden. We lieten de giraffes en het natuurpark achter ons en reden Livingstone in: hét eindpunt van mijn reis.

Foto’s

1 Reactie

  1. Harry Burgmeijer:
    3 mei 2015
    Machtig Tessa, je bent een gezegend mens dat je dit allemaal mee mocht maken. Dat het weggeven van wat kleding je zo makkelijk in contact kan brengen en ik ben ervan overtuigd dat je heel wat vrouwen blij hebt gemaakt, het is voor hen ook heel speciaal reken daar maar op.
    Ik zou graag wat meer foto's zien als je daar binnenkort een keertje tijd voor hebt.
    Groet, Harry